Klik op meer... voor de volledige tekst. Klik op het + teken voor toegang tot de lijst van gepubliceerde artikelen.
Onderwerp
kerk / kapel / parochie Maria ten Hemelopneming te Eiteren
Afbeelding
Van lang voor 1217
Tot 1579
Aantekeningen

De Eiterse kapel is gebouwd tussen 1310 en 1340 op het kerkhof dat behoorde bij de parochiekerk van veel ouder datum maar waarvan de precieze locatie niet bekend is. Eiteren wordt vanaf de Karolingische tijd genoemd en de plek was in de Romeinse tij... meer

De Eiterse kapel is gebouwd tussen 1310 en 1340 op het kerkhof dat behoorde bij de parochiekerk van veel ouder datum maar waarvan de precieze locatie niet bekend is. Eiteren wordt vanaf de Karolingische tijd genoemd en de plek was in de Romeinse tijd al bewoond. Het maakte in de tiende eeuw deel uit van de gouw 'Lek en IJssel' waarvan de oostelijke grens zich hier bevond en de westelijke bij IJsselmonde. 

Na stichting van de stad IJsselstein door Gijsbrecht van Amstel vanaf 1300, anderhalve kilometer stroomopwaarts van de Hollandse IJssel. verloor Eiteren zijn streekfunctie en verviel het tot buurtschap. De parochiekerk ging over naar IJsselstein (1310) en te Eiteren werd de kapel gesticht, gewijd aan Maria-ten-Hemelopneming. 

In 1342 wordt door Gijsbrecht van Amstel in Eiteren, voor pelgrims op doorreis een cistercienzerklooster gesticht dat at in 1348 wordt verwoest. Eiteren werd vooral bekend door de stichting van een melaatsenhuls (tussen 1447 en 1483) waaraan een broeder- en zusterschap verbonden was. De plaats werd centrum van een Mariaverering waarbij het mirakelbeeld van 'Onze Lieve Vrouwe van Eiteren' centraal stond. 

Jaarlijks kwamen rondtrekkende leprozen ter bedevaart. Na de beeldenstorm van 1579 is de kapel tot de fundamenten afgebroken. De pelgrimage werd als paaps bijgeloof afgeschaft maar bleef heimelijk tot in de negentiende eeuw bestaan. Het melaatsenhuls werd m 1684 afgebroken. In 2002 zijn de teruggevonden fundamenten van de kapel gedeeltelijk opgemetseld. 

De in 1936 in ere herstelde processie (ommedracht) voert het bewaard gebleven mirakelbeeld jaarlijks op de zondag rond 24 juni langs deze plek.

In de officiële kunstwetenschap wordt het beeldje van O.L.V. van Eiteren steeds gedateerd rond 1200. Tot aan de sluiting der Eiterse kapel in 1579 zou het beeldje daar gebleven zijn.

Het kerspel of kerkdorp strekte zich uit tussen de grenzen der parochies Jutfaas, Vreeswijk, Lopik, Benschop en Heeswijk, over de buurtschappen of tegenwoordige polders in den lande van IJsselstein en tot 1217 ook over de landen van Rijpikkerwaard en het Gein, voor welke beide in het laatst genoemd jaar een eigen parochie werd gesticht. In 1293 werd door Agnes weduwe van Ridder Werenbold Vlaminck een vicarie gesticht in de Kerk te Eiteren, waarvan de vicaris werd aangesteld door het Kapittel van St. Marie te Utrecht, dat in deze landstreken vele eigendommen, rechten en tienden bezat.° Het kerkje te Eiteren bleef parochiekerk tot het begin der 14e eeuw, toen nabij het Kasteel IJsselstein een nieuwe kerk, waarop alle kerspelrechten van Eiteren overgingen, werd gebouwd.

In 1310 is de parochie Maria ten hemelopneming overgegaan in de parochie van H. Nicolaas. Als 'kapel van Eiteren' voort blijven bestaan tot 1579. In 1684 is deze kapel afgebroken.


Bronnen: collectiebank - foto's  --  collectiebank - documenten  --  collectiebank - kranten  --  collectiebank - intern



Aantal gepubliceerde artikelen 22
Onderwerp
Leprozengilde/leprozenhuis/Lazarushuis
Afbeelding
Van 1447
Tot 1684
Aantekeningen

Te Eiteren bestond een provinciaal leprozen- of Lazarushuis, in 1684 afgebroken, waar de zieken pleegden geschouwd te worden alvorens zij in eenig ander leprozenhuis konden worden opgenomen of het recht hadden om met den witten band om het hoofd en... meer

Te Eiteren bestond een provinciaal leprozen- of Lazarushuis, in 1684 afgebroken, waar de zieken pleegden geschouwd te worden alvorens zij in eenig ander leprozenhuis konden worden opgenomen of het recht hadden om met den witten band om het hoofd en de bekende Lazarusklopper in de hand mochten rondwandelen om aalmoezen in te zamelen. Daartoe werd hen dan verstrekt een zoogenaamde Lazarusbrief.  

Sinds de Kruistochten waren ook in ons land de melaatschen zeer vermenigvuldigd, die zooveel mogelijk buiten de samenleving werden gehouden. Omstreeks 1447 hadden zich ~de arme zieke melaatsche menschen, die in Holand en daarbuiten en veel meet landen gezeten en woonachtig waren" tot een broederen zusterschap of gilde ter eere van Maria van Eiteren vereenigd. Zij verbonden zich om jaarlijks te samen de processie te Eiteren met een schoone kaars te komen volgen, en om elke week inde kapel aldaar op hunne kosten vijf H.H. Missen te laten lezen voor het welzijn van hunne toenmalige en vroegere weldoeners en voor de nog levende en overledene broeders en zusters van het gilde. Aan het hoofd van het gilde stonden vier dekens, van wie er jaarlijks, bij gelegenheid van de processie te Eiteren, twee moesten aftreden, en die dan ook binnen de stede van IJsselstein een rechtspraak hielden over de broeders en zusters, die zich onder het gaan met den klop aan vechterijen, laster of andere overtredingen der ordonnantie hadden schuldig gemaakt. Ook eereleden, die niet door die vreeselijke ziekte waren aangetast, sloten zich bij hen aan, en zoo lezen we op de eerste bladzijde van het perkamenten ledenregister van 1507 tot 1598, welke nog in het stadsarchief bewaard wordt 1) de namen van „vrou Jacob van Holland ' (Jacoba van Beieren), „Her franc van Borsselen.” 

Prins Willem van Oranje, die door zijn huwelijk in 1551 met Anna van Egmond, Vrouwe van IJsselstein, de IJsselsteinsche goederen in bezit kreeg „nam de geestelijke goederen in beslag en bestemde de bezittingen van het Onze-Lieve-Vrouwegilde in hun geheel voor het onderhoud van het St. Ewouds-Gasthuis. Later kwam hierin verandering en werden deze goederen onder het beheer van den rentmeester geplaatst, die er verantwoording van deed aan den domeinraad. 2) Jaarlijks, zooals we reeds mededeelden, werd een plechtige processie gehouden op St. Jansdag, waarin het miraculeuse beeld werd rondgedragen; waarvoor van heinde en verre de deelnemers kwamen opdagen, ook al de gilden van IJsselstein waren er vertegenwoordigd als die der schutters, bouwlieden, smeden, timmerlieden, koornkoopers, vleeschhouwers, schippers, snijders, schoenmakers, wollen- en linnenwevers, ieder met de kaars van hun gilde en volgden het beroemde beeld. Wat aan deze groep iets eigenaardig treffends gal, was de zoogenaamde „Lazaruskaars” der melaatschen.

De belangrijkste bewaard gebleven bron van informatie over het Leprozengilde is een ordonnantie uit 1447 waarin o.a. de volgorde van de groepen tijdens de ommedracht van het beeldje van O.L.V. van Eiteren staat voorgeschreven. Dit document is door de jaren heen door vele geschiedschrijvers gebruikt voor het dateren van gebeurtenissen.

Aantal gepubliceerde artikelen 6